Vloer isoleren

Stap 1: Bepaal het type vloer en de juiste aanpak

Begin met het controleren van het type vloer in je woning en of er een kruipruimte aanwezig is. Is de kruipruimte minimaal 35 centimeter hoog en goed bereikbaar, dan kun je de onderzijde van de vloer isoleren. Bij een vloer zonder kruipruimte, of als die te laag is, breng je de isolatie bovenop de bestaande vloer aan. De gekozen methode bepaalt het verdere verloop van het project.

Stap 2: Kies geschikt isolatiemateriaal

Kies het isolatiemateriaal dat het beste past bij jouw vloertype en situatie. PIR- en EPS-platen zijn populair vanwege hun hoge isolatiewaarde en worden vaak gebruikt bij betonnen vloeren. Bij houten vloeren tussen balken is glaswol of steenwol handig, omdat dit flexibel en geluidsisolerend is. Voor moeilijk bereikbare kruipruimtes kan gespoten PUR een efficiënte oplossing zijn.

Voordat je begint met het aanbrengen van isolatie, moet de ondergrond schoon en droog zijn. Verwijder stof, oude isolatieresten en controleer of leidingen of kabels in de weg liggen. In een kruipruimte is het verstandig om eerst een dampdichte folie over de bodem te leggen tegen optrekkend vocht. Deze voorbereiding zorgt voor een betere en duurzamere isolatie.

Bevestig het isolatiemateriaal stevig tegen de onderkant van de vloer of leg het strak bovenop de vloer, afhankelijk van je gekozen methode. Zorg dat er geen kieren of openingen ontstaan, want die verminderen het isolerend effect. Houd rekening met leidingen en zorg dat alles netjes aansluit. Werk eventueel met bevestigingsmaterialen of lijm, afhankelijk van het type isolatie.

Na het aanbrengen van de isolatie moeten alle naden en kieren goed worden afgedicht. Gebruik daarvoor isolatietape of PUR-schuim, zodat er geen koude lucht kan binnendringen. Controleer rondom leidingen en randen extra goed op openingen. Tot slot kun je de vloerafwerking plaatsen, zoals laminaat, tapijt of een houten vloer.